Rotterdammers op drift na bombardement van 14 mei 1940

Rotterdammers op drift na bombardement van 14 mei 1940

door: Arie van der Schoor

 

Het Duitse bombardement op dinsdag 14 mei 1940 treft Rotterdam zwaar. Iets voor half twee lossen negentig Heinkel bommenwerpers hun lading van zo’n twaalfhonderd bommen op het centrum, Kralingen, Oude Noorden, Provenierswijk en Liskwartier. Binnen een kwartier is het hele bombardement voorbij. De verwoestende gevolgen van bommen en branden die er op volgen blijken al snel: zo’n 850 mensen hebben het bombardement niet overleefd en er zijn tweeduizend gewonden, waarvan zeshonderd zwaargewond. Meer dan 250 hectare van de stad ligt in puin. Ruim dertigduizend woningen hebben zoveel schade opgelopen dat ze onbewoonbaar zijn. Enkele tienduizenden Rotterdammers worden op 14 mei op slag dakloos en dit aantal loopt binnen een paar dagen op tot 75.000.

 

bombardement Rotterdam

Vluchtelingen met hun geredde have

Wat gebeurde er met deze mensen die na het bombardement ‘op drift’ zijn geraakt? Hoe en waar zijn ze in de eerste maanden opgevangen?

 
In de paniek en chaos van de eerste uren vluchtten velen met alle bezittingen die ze nog konden meenemen uit de getroffen wijken. Zo kwamen ze, vaak te voet met volgeladen fietsen en karretjes, terecht in de omgeving van de Kralingse Plas, het Land van Hoboken, langs de Rotte en in omliggende plaatsen als Terbregge, Hillegersberg en Schiebroek. De randgemeenten konden direct veel mensen opvangen. Anderen kwamen terecht in de niet getroffen delen van Rotterdam in snel ingerichte noodverblijven zoals scholen en villa’s. Tijdelijk onderdak werd ook gevonden bij familie en kennissen, in tuinhuisjes, schuurtjes en bootjes. Niet iedereen slaagde erin een plekje te bemachtigen en behoorlijk wat mensen sliepen in het begin noodgedwongen in de open lucht.

 

De gemeente Rotterdam deed al snel onderzoek naar de omvang van de bevolkingsverschuivingen in Rotterdam ten gevolge van het bombardement van mei 1940. Een rapport over de zeventig- tot tachtigduizend verdreven Rotterdammers verscheen in 1941.

 

Het bleek dat in begin juni 1940 ruim 54.000 daklozen of ongeveer 16.000 gezinnen in Rotterdam waren gebleven en daar onderdak vonden. De helft van deze daklozen kwam terecht in de niet-beschadigde, omliggende wijken bij familie, vrienden en kennissen. De meeste gezinnen moesten daar bij andere gezinnen intrekken. De vaak toch al niet al grote woningen werden dan gesplitst, wat tot onhygiënische en andere onwenselijke toestanden leidde, met bijvoorbeeld een gezin van tien dat in een kamer en een keuken huisde. Andere oplossingen als evacuatie, noodtehuizen, barakken en noodwoningen waren niet voldoende.

 

De dakloze Rotterdammers die hun stad wel verlieten, ongeveer 23.000, trokken het liefst naar de grote steden en verder vooral naar de kleinere gemeenten die goedkopere huurhuizen hadden. De overheid juichte dit toe, omdat daar geen sprake was van ‘de zedelijke en sociale gevaren van het samenhokken’. Zo’n tachtig procent van deze vluchtelingen bleef overigens binnen een straal van dertig kilometer van Rotterdam, wat vooral werd gezien als een teken van de ‘zeer groote gehechtheid van de Rotterdammers aan hun stad’.

 

De rijksoverheid zorgde voor allerlei, vooral financiële, steunmaatregelen voor de vluchtelingen. Zo konden veel hulpuitgaven die gemeentebesturen deden bij het rijk worden gedeclareerd. Rotterdam zelf had uiteraard ook een taak bij de vluchtelingenzorg. Er kwam een Evacuatie-bureau onder leiding van een gemeentelijke Evacuatie-commissaris. Deze spoorde vluchtelingen op die in overbevolkte huizen woonden en zorgde voor afvoer naar vluchtoorden, wees (nood-)woningen toe aan mensen met werk en bemiddelde bij allerlei problemen. Hij trad ook streng regelend op bij terugkeer naar Rotterdam van vluchtelingen die door heimwee soms ‘slimmigheidjes’ gebruikten, zoals het opgeven van nepadressen voor inwoning. ‘De lust om naar Rotterdam terug te keren is inderdaad zeer groot’, zo concludeerden de ambtenaren.

 

Reacties

Wij horen graag van u

1 reactie

  1. Reageer april 23, 16:25 #1 Marjolein

    Mijn moeder verhuisde met haar zus en moeder naar de Betuwe. Ik probeer na te gaan hoe ze daar terecht kwamen. Kan het nergens vinden.