

Faeröer, het laatste paradijs
In de noordelijke Atlantische oceaan ligt mijn paradijs. Er staan geen palmbomen, er zijn geen maagdelijke stranden en het is er koud en ruig. Toch is dit voor mij het paradijs. En voor de bewoners ook. Misschien wel het laatste paradijs op aarde.
De Faeröer eilanden liggen ter hoogte van IJsland, halverwege de Lofoten. Er zijn 37 woorden voor mist – ja echt – en het is er in de zomer maximaal 12 graden. Geweldig. Ik was er voor de tweede keer en ik genoot opnieuw van het ruige en het onbewoonde. Van de papegaaiduikers, de stoere bewoners en van… de mist. Ga je mee? Naar het paradijs?
Faeröer – ongerepte natuur
“Ik heb vrienden in Spanje en Portugal en ik was er vaak,” vertelt mijn hiking gids Jóhannus Hansen van Reika Adventures terwijl we naar de iconische Bøsdalafossur waterval lopen. “En ik werkte in de offshore in Noorwegen. Maar de Faeröer is voor mij het paradijs. Ik ga hier niet meer weg.” Jóhannus heeft me opgehaald met de auto uit Gásadalur, het meest geïsoleerde dorp met 8 huizen, waar ik de eerste nachten slaap. “Tot 10 jaar geleden kwam je hier alleen te voet – drie uur lopen over een stenig slingerpad 100 meter steil omhoog en dan weer omlaag. Alles – zelfs een doodskist – werd hier op die manier gebracht.”
Inmiddels zijn veel van de 18 eilanden met de auto bereikbaar. Soms via hele smalle wegen en langs afgronden, soms via tunnels onder de zee. Het weer kan de wegen gevaarlijk maken. Want mist kan ineens opkomen in de noordelijke oceaan. “Onze taal heeft 37 woorden voor mist. Elk jaar komen 15 toeristen om tijdens een hike omdat ze worden verrast, onderkoeld raken, verdwalen en van een klif vallen,” legt Jóhannus uit. En dan praat hij nog niet eens over de stormen die met 200 km/u over de eilanden kunnen razen.
Vikingbloed
Om de huizen tegen de zware stormen te beschermen worden de daken verzwaard met zand en gras. Het is een wonder hoe de eerste bewoners (Vikingen en Ierse monniken) het hier uithielden. Wat zochten ze hier… Tegenwoordig leeft men van de visvangst en van schapen. Op de Faeröer zijn meer schapen dan mensen. “Maar het is zwaar,” vertelt Esbern me, een stoere boer met rode baard en duidelijk nog heel veel Viking bloed. Esbern woont op het vogeleiland Mykines met nog een paar boerenfamilies.
Ik kom naar Mykines om een dag te wandelen en spreek Esbern in het haventje. “Ik verlaat het eiland nooit. De toeristenboot brengt wat ik nodig heb en verder heb ik mijn schapen. En vroeger aten we de papegaaiduikers en klommen we van de kliffen voor de eieren van de meeuwen en de jan-van-gent.” Maar Esbern helpt ook in het haventje, zie ik die middag – voor een beetje extra inkomen. “De toeristen zijn prima hoor, maar ze vertrappen ook het gras voor de schapen. En ook hier verandert het klimaat. Droger weer is niet goed voor ons.”
Faeröer – schapen in 76 kleuren
De kliffen op de Faeröer kunnen 100 tot 400 meter steil omhoog gaan. Tijdens mijn boot-safari vanuit Vestmanna zie ik ze van onderaf. “Alles is bedekt met een deken van gras, dus zelfs daarboven zijn schapen,” vertelt de kapitein. De boot gaat gevaarlijk woest tekeer. “De schapen worden aan het begin van de winter aan touwen van de kliffen gehaald om ze met een bootje naar een meer beschutte plek te brengen.” Alles draai hier om de schapen: ik zie ze, ik eet ze en ik hoor dat er 76 namen zijn voor de diverse kleuren.
De schapen zijn altijd buiten. In de winter zoeken ze beschutting in holtes in de heuvels. Maar nu is het mei en elk schaap heeft twee lammetjes die zomaar de weg over kunnen hollen. Voorzichtig rijden dus. “Toch raak ik per jaar maar één of twee schapen kwijt door het verkeer of omdat ze van een klif vallen,” vertelt Jóhannus Patursson. Zijn familie woont al 17 generaties in een oude boerderij in Kirkjubøur. “Om alles te onderhouden valt niet mee. Mijn vrouw staat nu te koken voor een groep die heeft geboekt om hier te eten vanavond. Schaap, natuurlijk.”
Dodelijke kliffen
Ik doe mijn verduisteringsgordijnen dicht. Het is middernacht en echt donker wordt het niet, hier in het noorden. Er trekt wat zee-mist (pollamjørki) het land op. Helaas. De volgende morgen is die veranderd in de meest dikke mist (mjørkakógv) die je kunt bedenken. Ik twijfel… Ik moet met de auto op pad, naar de boot voor een dagje naar Mykines. Maar is op het beroemde vogeleiland iets te zien? Is dit wel slim? Ik wil niet bij die 15 toeristen per jaar horen die omkomen. Maar ik ben de eerste bocht nog niet om of ik zie de zon alweer. Zo snel verandert het hier. Hooguit nog hier en daar een mistbank (hjallamjørki)…
Ik spring op de boot en ga genieten! Ik kocht vooraf nog speciaal een alarmfluit voor het lopen in de mist, maar ik hou het veilig. De wandelgidsen zeggen het: ga er nooit alleen op uit. Dus ik wel blij: op Mykines zijn genoeg mede-toeristen. Toch is het steeds oppassen. De kliffen zijn steil en hoog. Maar de beloning van het geklauter is waanzinnig. Ik loop ineens tussen nestelende papegaaiduikers en fotografeer als een bezetene. Ik zie de beroemde fotogenieke vuurtoren in een lichte nevel (mjørkatám). In de verte zie ik zie Esbern bij het haventje – hij wacht de boot met proviand…
Huiselijke warmte
Als het buiten spartaans is, zoeken mensen de warmte in huis. Ik merk dat in Kirkjubøur in de boerderij van Jóhannes Patursson. Alles is van hout, er is geen tocht, de knusse keuken is belangrijk. Ik merk het ook als ik na mijn wandeling op Mykines op de boot wacht in het kleine cafeetje. Het is haast te warm gestookt, de eigenaresse klets gezellig met de gasten, ik krijg zelfgemaakte chocoladetaart bij de koffie.
Ik voel de warmte ook in mijn B&B in Gásadalur. In het piepkleine dorp was tot vorig jaar voor toeristen niets. Toen opende café en gasthuis Gásadalsgarður. In de winter sluit het café en wordt het… een slachthuis. Maar nu eet ik er 3 soorten schapenvlees, drink ik Föroya Bjór (het lokale bier), en slaap ik warm achter drie lagen thermopane.
Faeröer – niet verder vertellen
Een paradijs betekent voor mij: onbedorven, puur en verlaten. Hier is het puur, met een harde natuur en eenvoudige voorzieningen. Op de Faeröer is niets gemaakt voor toeristen. De meeste dorpjes hebben geen winkel, geen café, alleen een paar huizen met grasdaken. Toch weten meer en meer toeristen de eilanden te vinden. Veel meer dan toen ik er 4 jaar geleden was. De helikopter naar vogeleiland Mykines is al maanden vooraf volgeboekt – toen kon ik zo mee. Zelfs de boot moet vooraf geboekt worden – toen nog niet. Mijn paradijs is iets minder paradijs. Ik zie ook hoe het klimaat verandert: het gras is veel bruiner dan 4 jaar geleden – toen was alles groen. Maar mijn mede- toeristen zijn hier voor het eerst. Die zien het verschil niet en genieten met volle teugen. Van de Faeröer – het laatste paradijs.