

Het taboe op ontlasting- en plasproblemen
Liesbeth Westerik-Verschuuren, Heidi Moossdorff-Steinhauser, Nienke de Vries
Op problemen die te maken hebben met plassen of ontlasten, bekkenbodemproblemen, rust nog steeds een groot taboe. Bijna niemand zal op een verjaardagsfeestje vertellen last te hebben van bijvoorbeeld urineverlies of obstipatie. Daar schaamt men zich voor of vindt het een gek praatje. Men vertelt evenmin over de beperkingen die dat met zich mee kan brengen als bijvoorbeeld niet mee durven gaan met de wandelclub, naar sportclubjes of naar de schouwburg. Omdat men zich schaamt voor het probleem of het moeilijk vindt erover te praten, verzint men vaak een smoesje waarom aan bepaalde activiteiten niet wordt meegedaan. Zo kan een bekkenbodemprobleem leiden tot isolement en lichamelijke achteruitgang. Uit een onderzoek door een Oostenrijkse gynaecoloog blijkt dat mensen liever aangeven dat ze een depressie hebben dan dat ze kampen met urineverlies. Waarom rust er zo’n taboe op deze problemen?
Praten over plassen en ontlasten doet men niet graag. Wel praat men graag over lekker eten en drinken terwijl het logische gevolg daarvan ontlasten en plassen is. Veel mensen schamen zich voor deze dagelijkse activiteiten; durven niet te plassen wanneer anderen dat zouden kunnen horen of willen niet elders ontlasten omdat iemand anders dat zou kunnen ruiken. Misschien realiseert men zich te weinig dat plassen en ontlasten belangrijke processen zijn in het lichaam. Het zijn de zogeheten uitscheidingsprocessen waarbij overtollige stoffen, stoffen uit onze voeding die ons lichaam niet kan gebruiken, worden geloosd. Uitscheiding is net als bijvoorbeeld ademhaling en doorbloeding essentieel om gezond te blijven.
Slechts een kwart van de mensen die kampen met plas- en / of ontlastingsproblemen meldt dit bij een hulpverlener. Is dit uit schaamte of omdat men denkt dat het een gevolg is van het ouder worden en er toch niets aan gedaan kan worden? Of is men misschien bang dat een hulpverlener het probleem niet serieus zal nemen? Of ziet men op tegen mogelijke vervelende onderzoeken?
Ouder worden kan samen gaan met bekkenbodemproblemen. Daarover hebben we al eerder in verschillende Seniorenwijzers geschreven. Misschien hebben we nog onvoldoende belicht dat bekend is dat deze problemen een grote impact op de kwaliteit van leven hebben. Er zijn veel studies die beschrijven dat urineverlies, en nog meer ontlastingsverlies, leiden tot verdriet, schaamte en isolement. Ook het risico om te vallen neemt toe.
Welke stappen kan men zetten bij ongewenst urine- of ontlastingsverlies? Uiteraard kan men de huisarts raadplegen. De huisarts zal het probleem inventariseren, kijken naar de mogelijke oorzaak indien noodzakelijk aanvullen onderzoek doen en samen met u kijken naar een passende behandelmethode. Er is wel beschreven dat er vaak iets te doen is aan deze problemen maar dat daarvoor goed onderzoek nodig is. Zonder diagnose kan geen gericht advies of gerichte behandeling worden gegeven. Goed onderzoek wil echter niet zeggen vervelend onderzoek. Eenvoudige onderzoeksmethoden als dagboekjes, vragenlijsten, een urinekweekje of een straalmeting met een bladderscan kunnen belangrijke informatie geven.
Plas- en ontlastingsproblemen kunnen ook een bijwerking zijn van medicijnen. Het is dan goed uw medicijnen met uw huisarts te bespreken om te kijken of dat voor u ook geldt en of er mogelijk een ander medicijn gegeven kan worden.
Er zijn ook ziektes die gepaard kunnen gaan met urine- of ontlastingsverlies. Hierbij kan men denken aan neurologische aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson of een beroerte maar ook aan COPD. Hierover wordt in een volgende Seniorenwijzer meer geschreven.
Het gebruiken van verband kan een (tijdelijke) oplossing zijn zodat het verlies wordt opgevangen, men zich veiliger voelt en daardoor de beperkingen afnemen. Tegelijkertijd kan gekeken worden naar behandelmethodes als medicatie en bekken- of geriatriefysiotherapie.
Ook zonder verwijzing van de huisarts kan men een bekken- of geriatriefysiotherapeut raadplegen. Een bekkenfysiotherapeut kijkt samen met de cliënt naar de werking van de bekkenbodemspieren, van de blaas en van de darm. Ook wordt gekeken naar het toiletgedrag. Aan de hand van de bevindingen wordt er een behandelplan opgesteld. Er is altijd instemming van de cliënt nodig; er gebeurt nooit iets waar u geen toestemming voor geeft! Een geriatriefysiotherapeut kijkt meer naar het bewegen in het algemeen want ook bewegingsbeperkingen kunnen leiden tot urine- of ontlastingsverlies. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld het niet snel genoeg naar het toilet kunnen lopen of over onvoldoende handvaardigheid beschikt om de kleding vlot aan- en uit te doen.
Kampt u wellicht ook met een bekkenbodemprobleem? Blijf er niet mee zitten en meld u aan bij uw huisarts, een bekken- of geriatriefysiotherapeut!