

Oog voor ouderen
Tekst: Josephine Krikke
Dat de ouderdom met gebreken komt, merken we ook aan onze ogen. Tien procent van de mensen gaat op latere leeftijd slecht zien of wordt blind. In de zorg ligt de nadruk te vaak op de medische kant. Het leefplezier moet serieus worden genomen, vinden deskundigen.
Je staat midden in het leven, bezoekt dolgraag de speeltuin met je kleinkind of houdt van lezen en sporten. Dan krijg je te horen dat je een oogaandoening hebt en hiermee moet leren leven. Zo’n bericht kan vreselijk frustrerend zijn, weet Hans van de Griendt, gepensioneerd directeur in de zorg voor blinden en slechtzienden. ‘We kijken te weinig naar hoe je toch dat kunt blijven doen waar je zoveel voldoening uit haalde.’
Leefplezier
Hoogleraar ouderengeneeskunde Joris Slaets vraagt als oprichter van kennisinstituut Leyden Academy on Vitality and Ageing aandacht voor het leefplezier. Slaets heeft goed nieuws: de omslag vindt voorzichtig plaats. ‘Om je goed te kunnen voelen, zijn betekenisvolle relaties essentieel, en dat begint door te dringen in de zorg. Aandacht voor het persoonlijke verhaal is belangrijk bij alle soorten beperkingen.’
Waar het verkeerd is gegaan, zegt Slaets, is dat oudere mensen steeds meer zijn bestempeld als “iemand met een beperking”. ‘Hierdoor krijg je het gevoel dat je er toch niet meer helemaal bij hoort.’ Hij ziet dat veel mensen vooral moeite hebben met hoe de zorg is ingericht. Meer dan met hun beperking zelf. ‘Denk aan hoe we ruimtes indelen en nadenken over licht, contrast en kleuren. We nemen bij bijna alles het “normale” als uitgangspunt. En dat is niet eerlijk wanneer je slecht of niets ziet.’
Armlengte
Psycholoog Peter Verstraten werkt met blinde en slechtziende mensen met een meervoudige beperking. ‘Als op latere leeftijd een visuele beperking wordt vastgesteld, heeft dat veel impact. Je wereld reikt ineens niet meer verder dan je armlengte.’
Veertig procent van de ouderen met een zichtprobleem krijgt volgens Verstraten last van klachten als depressie en angst. Meer perspectief bieden helpt. ‘Er zijn veel manieren om de beperking te compenseren.’
Thuis wonen
De meeste 65-plussers wonen thuis. Oogartsen zijn dan een belangrijke schakel, zegt Hans van de Griendt. ‘Zij moeten zich realiseren dat als zij ouderen niet meer kunnen behandelen, er toch ook op andere gebieden nog winst te behalen valt.’
Hoogleraar Joris Slaets: ‘We zouden gesprekken in de zorg moeten beginnen met een persoonlijke vraag. Wat vindt iemand het belangrijkste in zijn leven? Heel vaak is dat behoefte aan contact. De volgende vraag is dan: heeft u daar hulpbronnen bij nodig? Dat kunnen mensen zijn, maar ook een bril of extra verlichting. We moeten mensen niet helpen omdat ze slecht zien, maar helpen zodat ze met hun kleinkind kunnen blijven wandelen.’